Met De Nederlandse en Vlaamse literatuur vanaf 1880 in 200 essays rondt Joost Zwagerman zijn grootschalige anthologiedrieluik af. Na het korte en lange(re) verhaal is het nu het essay dat voor het eerst op deze monumentale wijze in een anthologie wordt geïnventariseerd. Alleen daardoor al is dit derde en laatste deel een literair unicum.
In handen van literaire grootheden en eigenzinnige auteurs is een essay nooit een dorre verhandeling maar een spannend non-fictieverhaal of een hoogstpersoonlijke zoektocht naar vragen die de schrijver zich heeft gesteld. In De Nederlandse en Vlaamse literatuur vanaf 1880 in 200 essays gaat Joost Zwagerman op zijn inmiddels veelgeprezen manier te werk. Erkende cracks in het genre worden afgewisseld met ten onrechte vergeten schrijvers.
Alle essays bij elkaar geven een weids beeld van al onze fascinaties en obsessies van de laatste 125 jaar, op het gebied van politiek en samenleving, religie, filosofie en kunst. Zo is De Nederlandse en Vlaamse literatuur vanaf 1880 in 200 essays niet alleen een prachtige blauwdruk van onze literatuur, maar ook een schatkamer van waarlijk encyclopedische allure, waarin het ‘allergrootste’ (God, het heelal, de werkelijkheid, ons bestaan) zich gelijkelijk verhoudt met het ‘allerindividueelste’ (onze liefdes, onze angsten, onze dromen).
Met het voltooien van deze anthologietrilogie is de Nederlandse en Vlaamse literatuur vanaf 1880 voor de eerstvolgende decennia niet alleen een monument, maar ook een onmisbaar naslagwerk rijker.